Ta-ta-ta-taa

Gister vond ik een cd terug die ik al heel lang kwijt was. ­­Op die cd staat een van de eerste volumes van Jazz ‘round midnight. Nu ik de cd weer draai merk ik pas hoe kwijt ik hem eigenlijk ben geweest. Het is alsof ik, ergens in een vergeten hoekje op zolder, een verstoft kistje ontdek met schatten uit mijn jeugd. Ik veeg stof van het deksel. Het hoopt in vlokken op tussen mijn vingers. Peuteren aan een roestig sluitinkje. Het kistje springt open. Ik vind een dierbare herinnering terug.

Ta-ta-ta-taa ta-ta tadie-ta-taa trompettert Take five. Ik schat dat ik een jaar of 15 ben. De ronde tafel van multiplex midden in de keuken, huiswerk, rijtjes Engelse woordjes zoals juvenile delinquency die ik behalve tijdens de repetities op school nooit meer heb gebruikt. Aan de andere kant van de tafel zit Vader. Hij werkt aan een bouwtekening. Hij neuriet mee op de klanken van de jazzmuziek. Zo nu en dan gumt hij potloodlijnen tot rolletjes en schuift ze van het melkwitte doorschijnende papier. In de donkere ramen werken onze spiegelbeelden geconcentreerd door.

In die tijd was Vader consultant engineer en reisde hij veel naar Afrika. Iedere avond voordat hij vertrok vouwde ik, voordat ik ging slapen, mijn handen voor een gebedje. Ik vroeg om een behouden vlucht voor mijn vader en of God hij hem weer heelhuids terug wilde brengen. Dat deed God gelukkig altijd. In de weken dat Vader weg was onderhield ik contact met hem via e-mail. Ik schreef over mijn tiener beslommeringen, vertelde enthousiast en klaagde waar nodig. Het was nog de tijd van kolossale beeldschermen en trage internetverbindingen. Bij ons in de kamer perste het world wide web zich krassend door de modem. In de binnenlanden van Afrika kwam het nagenoeg helemaal tot stilstand. Toch duurde het nooit lang voordat ik een bericht terugkreeg.

Vader typte zijn belevenissen vanuit een kantoor met airco en verschoten blauwe vloerbedekking met koffievlekken, ergens op de tweede verdieping van een overheidsgebouw. Hij beschreef uitgebreid het team waarmee hij werkte. Voornamelijk vrouwen. ‘Kordate tantes’ uit alle windstreken waar niet mee viel te sollen. Sommigen klein en tenger, anderen met een achterwerk waar een bloempot op kon staan.

Het team ondernam eindeloze autoritten over wegen met gaten waar het wiel van een auto met gemak volledig in kon verdwijnen. Vader zat stevig ingeklemd tussen de hammen van zijn collega en de deur waarin een geluidsbox gesmoord klanken vibreerde tegen zijn afritsbroek. Honger werd gestild met water uit een flesje en Maria biscuit die Vader voor iedereen een voor een omhoog wipte uit een rol. Hij had daar faam mee gemaakt, met die kaakjes. Hobbelend over zandpaden door lege grasvlakten die in de horizon wegsmolten, voor een werkbezoek aan schooltjes in aanbouw. Opgetogen en tevreden knikken van Vader en zijn team. Een pluim voor de lokale opzichter als het project ook daadwerkelijk al op een schoolgebouw begon te lijken. Frustratie en matig ingehouden teleurstelling als er, na maanden, nog steeds niet meer dan een kniehoog muurtje stond. Een zwerm kinderen huppelde om hen heen, zich niet bewust van de tragiek van hun verdampende toekomstkansen.

Tegen de schemering bereikte het team de buitenwijken van een stad. De stank van rottend afval mengde zich met de geur van houtvuurtjes. Op de weg krioelden auto’s, overladen vrachtwagens, bussen, busjes, fietsen zo vol gehangen met spullen dat je de bestuurder nauwelijks kon zien, brommers, mensen met handkarren, karren met paarden ervoor en geiten aan een touwtje erachter, een eindeloze stroom mensen te voet. Niemand kwam snel vooruit. Getoeter, geschreeuw, gelach. Aan de rand van het asfalt balden kinderen een voetbal van bijeengebonden plastic zakken heen en weer. Ernaast hun zusjes zeulend met kleinere zusjes op de heup. Vrouwen met grote felgekleurde plastic teilen vol brandhout.

En dan ineens, bijna ongemerkt in de drukte van mijn Nederlandse leventje was Vader weer thuis en zaten onze spiegelbeelden wederom aan de keukentafel, gebogen over boeken en papier, alsof hij nooit weg was geweest.

Vader reist al heel veel jaren niet meer voor zijn werk. We zien elkaar nu iedere week op maandag, de oppasdag. We doen verwoede pogingen om tot gesprekken te komen boven het geraas van mijn zoon, dochter en de afzuigkap uit. Onze e-mailtjes van verstandhouding zijn verstomd. Maar het is niet stil geworden, in tegendeel. We hebben een nieuwe manier gevonden, Spotify! Via linkjes naar albums en nummers pluggen we zonder omhaal in in elkaars gemoedstoestand. Instant delen van beleving en herinneringen. Ik zal Vader straks eens een appje sturen met de link naar het album van Take five. Ik zal typen: Ta-ta-ta-taa… Weet je nog pap, lang geleden aan de keukentafel?