TKV Haute couture op stelen

De avond valt ongemerkt. Hij trekt bedrieglijk langzaam aan de schaduwen van tafelpoten en bierglazen. Rekt ze uit tot langgerekte vormen waar mensen in gesprek met hun vingers de contouren van dooddelen. Boven de markt gonst het van stemmen. De warmte van de dag hangt nog tussen de huizen en klimt langs de muren van de panden omhoog. Op de terrassen wordt alleen gezwegen om wijn weg te slikken. Vanachter de toren van het stadhuis scheert de zon haar laatste stralen over ontblote schouders. Priemt door afglijdende druppels condens op fluitjes pils. Schept laag licht onder een pui, zoals een moeder water schept in het gezicht van haar kind in bad, voorzichtig maar doelbewust; het mag nog niet donker worden. Onder het afdak barst haar licht, tegen de achterwand van de friettent, uiteen in duizend bundels. Op hun beurt beginnen zij aan een laatste etappe voordat ze worden opgeslokt en opgaan in schimmen en donkere hoeken. Ze duwt het licht over het grove profiel van fietsbanden, weeft het tussen spaken door en laat het kolken in de kelken van stokrozen die zichzelf vanuit het richeltje aarde tussen de muur en de klinkers hebben opgewerkt. De bloemen gloeien met een perzikroze glans, als waaierende avondjurken in de schijnwerpers. Haute couture op stelen. De stokrozen veinzen breekbaarheid en doen het voorkomen te moeten steunen op het rubber van de wielen. De zon weet al dat het anders zit. Ze licht het voor me uit. En dan zie ik het ook: het zijn niet de bloemen, maar de fietsen die leunen.